Laatste nieuws:
Wafelmeisje op kermis

Oude en vergeten beroepen van vroeger: wafelmeisje

Een wafelmeisje verkocht wafels. Wafelgebak is al erg oud en het is niet bekend wie er ooit is begonnen met het bakken van platte koeken tussen twee hete ijzers.

Houtskoolvuur

Tot in de 19de eeuw werd dit wafelgebak vaak nog primitief gebakken op een houtskoolvuur. Uiteraard was het bakken boven een open vuur, dat erg heet kan zijn, wel uitkijken geblazen. De wafelijzers, vaak voorzien van een lang houten handvat, moesten stevig worden dichtgedrukt en vervolgens boven de gloeiende kolen worden gehouden. Het vergde enige vaardigheid om de wafel niet te verbranden, maar toch krokant te krijgen.
Met de komst van gas – toen nog geproduceerd uit steenkool – veranderde het wafelbakproces. Vanaf het eind van de 19de eeuw verschenen er gasgestookte wafelijzers en kleine ovens, die meer controle boden over de temperatuur. Dit betekende een enorme vooruitgang voor de wafelverkoop, vooral voor straatverkopers en marktkramers. Toch bleven veel bakkers trouw aan de oude methodes, omdat men geloofde dat de smaak beter was. Pas rond 1950 werden elektrische wafelijzers algemener, hoewel ze aanvankelijk voornamelijk in huishoudens opdoken.

Gilde van wafelbakkers

Hoewel wafels bakken eeuwenlang hoofdzakelijk een vrouwelijke activiteit was, bestond er in de dertiende eeuw zelfs een gilde van wafelbakkers. Deze gilde had tot taak de kwaliteit van het gebak te waarborgen, prijzen te reguleren en het beroep te beschermen tegen ongeoorloofde concurrentie. Vooral in grotere steden als Gent, Brugge en Brussel genoten deze gilden aanzien.
Wafelbakkers waren niet weg te denken van kermissen en markten. Daar stonden ze met hun soms weelderig gedecoreerde kramen, compleet met spiegels, glas-in-loodramen en beschilderde panelen. De vrouwen achter het fornuis – de zogenoemde wafelmeisjes – droegen vaak schortjes met kant, en een kanten mutsje op het hoofd. Ze verkochten de warme wafels met een glimlach, vaak bestrooid met poedersuiker of gevuld met slagroom en confituur. Het was niet enkel een lekkernij, maar een hele belevenis.

Wafelkoeken

Bekend is dat op de kermissen in Brussel in het jaar 1875 liefst zestien wafelkramen operationeel waren, die gezamenlijk per werkdag bijna 50.000 wafels verkochten. Deze indrukwekkende cijfers tonen hoe immens populair het gebak was. Het ging toen om zogenaamde wafelkoeken, gemaakt van een dik zetdeeg dat aan één zijde van een wafelmotief werd voorzien. Dat motief – vaak een ruit of honingraat – werd gevormd door het ijzer waarin het deeg geperst werd.
De wafels werden meestal direct uit het ijzer geserveerd, dampend heet, en gaven een heerlijke geur af die zich over het hele terrein verspreidde. Dit trok vanzelfsprekend veel bezoekers aan. Om zich te onderscheiden van concurrenten, investeerden sommige wafelbakkers fors in hun kraam. Verlichting met gaslampen, kleurrijke doeken, en soms zelfs muziek zorgden voor extra aantrekkingskracht. Kinderen kregen soms een klein wafeltje gratis als ze mee waren met hun ouders. Voor velen werd de geur van versgebakken wafels dan ook een nostalgische herinnering aan de kermis van hun jeugd.

Een kermis zonder wafelmeisje was niet denkbaar. De geur, de warmte, het vrolijke geroep van de verkoopsters en het knapperige hapje in de hand – het hoorde er allemaal bij. En tot op vandaag blijft de wafel een iconisch stuk Belgisch erfgoed, dat zijn weg heeft gevonden naar kraampjes in pretparken, kerstmarkten en toeristische pleinen over heel de wereld.

Paul Witters