In de tijd dat elk vat bier of wijn nog zorgvuldig werd gemeten en belast, stond één man symbool voor eerlijkheid én controle: de pegelaar. Met zijn meetinstrumenten, kennis van volumes en soms strenge blik, waakte hij over de inhoud van de tonnen. Niet alleen om de brouwers en slijters in het gareel te houden, maar ook om de stadskas te vullen.
Een pegelaar controleerde pegels
Een pegel of peil werd gebruikt:
- in maten voor drinkwaren
- hoogtemerk van de waterstand
- als teken ter aanduiding van de diepte waarop een vaartuig geladen mag zijn
- graad van sterkte bij het brouwen
Controle
Pegelaars, ook wel pegelaers genoemd, hadden een verantwoordelijke taak. Werkten ze voor een stad, dan waren ze stadspegelaars. Ze konden verschillende functies vervullen, afhankelijk van de behoefte. Pegelaars of wijnroeiers waren functionarissen die zich bezighielden met de controle op de hoeveelheden wijn in vaten bij slijters en verbruikers. Het doel was simpel: de juiste hoogte van de accijnzen vaststellen. In de 18de eeuw bedroeg de belasting 21 stuivers per ton bier. Ontduiking werd zwaar bestraft: 20 schellingen boete per ton, met inbeslagname van het bier. Dat werd vervolgens verkocht ten voordele van de accijnspachter.
Brugse pegel
Ook particulieren die bier in hun kelder hadden voor eigen gebruik, moesten over een bewijs beschikken van de accijnsbediende of de koster. Hierin werd bevestigd dat het bier niet verkocht zou worden. Zo’n briefje kostte één stuiver. Vaak zorgde de brouwer ervoor dat deze formaliteit in orde was, om problemen te voorkomen. De inhoud van een ton bier of wijn werd gemeten door een gezworen pegelaar, die gebruik maakte van de berekening van de Brugse pegel. Pegelen was een exacte wetenschap, waarbij waardeschalen werden berekend op basis van de afmetingen van de ton en de hoogte van het vloeistofpeil.
Het leven van een pegelaar
Het werk van een pegelaar speelde zich vaak af in donkere kelders, waar het koel rook naar eikenhout en gistend bier. Bij het kaarslicht boog hij zich over de tonnen, noteerde hij nauwgezet de metingen en rekende hij de belastingen uit. Zijn gereedschap bestond uit een pegelstok, een meetlat en soms een speciaal touw met markeringen. Het was een vak waarbij zowel rekenkunde als integriteit onmisbaar waren.
Pegelaars kenden het klappen van de zweep. Ze wisten dat sommige brouwers probeerden om net iets minder op te geven dan er werkelijk in het vat zat. Een geoefend oog kon aan de geur, het geluid bij het roeren van de vloeistof, en zelfs aan de glans van het hout zien of er iets niet klopte. Eerlijkheid werd gewaardeerd, maar wie betrapt werd op fraude, kon rekenen op een stevige boete en verlies van de waar.
Een bekend gezicht in de stad
De stadspegelaar was een vertrouwd figuur. Men zag hem op marktdagen rondlopen, in de havens bij de schepen, of bij herbergen waar nieuwe vaten werden afgeleverd. Zijn komst kon vreugde brengen – als hij bijvoorbeeld bevestigde dat alles in orde was – maar ook spanning, wanneer er geruchten gingen over overtredingen. In sommige steden kregen pegelaars een officieel uniform of een herkenbare leren tas met meetinstrumenten, zodat ze direct te herkennen waren.
Een beroep van weleer
Met de komst van moderne meet- en controleapparatuur verdween het beroep langzaam uit het straatbeeld. Toch leeft de herinnering voort in oude archieven, stadsrekeningen en verhalen. In plaatsen als Brugge en Antwerpen worden nog steeds oude pegels bewaard, tastbare herinneringen aan een tijd waarin elk druppeltje bier of wijn zorgvuldig werd gecontroleerd. Het werk van de pegelaar was meer dan alleen meten – het was het bewaken van eerlijkheid, belastinginkomsten en de goede naam van de handel.
Paul Wtters
Afbeeldingen: Noordernieuws