Een rateljongen was een jongen die met een ratel de komst van een vuilniswagen aankondigde. Al eeuwen probeerde de stedelijke overheid de bevolking te dwingen het afval niet zomaar ergens te dumpen, maar naar afvalcontainers te brengen. De georganiseerde vuilnisophaaldienst bij de bevolking aan huis, hebben we aan de door Franse ideeën beïnvloede Bataafse Republiek te danken. In 1804 begon die service en jarenlang werd die aan particulieren uitbesteed.
Voor die tijd was afvalverwerking een haast onmogelijke klus. In dichtbevolkte steden belandde huisvuil vaak simpelweg op straat of in de grachten, met alle stank en ziektes van dien. Vooral in de warmere maanden vormde dit een groot gezondheidsrisico. Epidemieën zoals cholera vonden in die omstandigheden een vruchtbare voedingsbodem. De invoering van een georganiseerde ophaaldienst betekende dan ook een grote stap voorwaarts in het openbare leven en de volksgezondheid. Toch verliep dat proces niet zonder horten of stoten: niet iedereen was bereid mee te werken of zag het nut ervan in. Daar kwam de rateljongen om de hoek kijken.
Vuilnisbelten
In eerste instantie gebeurde dat op dezelfde manier als voorheen: met een open wagen, die door een paard getrokken werd. Het vuil werd gestort op enkele, aan de rand van de stad gelegen, vuilnisbelten. Deze stinkende hopen afval trokken ratten en ander ongedierte aan, waardoor ze een bron van ergernis en gevaar vormden. Toch waren ze een noodzakelijk kwaad zolang er geen moderne verbrandingsovens of stortplaatsen bestonden. Voor de bewoners van de stad was het al een verbetering dat het vuil tenminste niet meer in de directe woonomgeving bleef liggen.
Elk adres kreeg tussen 1932 en 1937 een eigen emmer in bruikleen. De emmers waren van plaatstaal en verzinkt om roest te weren. Die dienden gemerkt te worden, zodat ieder zijn eigen emmer terug kon vinden. De gemeenten stuurde werkelozen langs de deuren om voor een centje het huisnummer op de emmer te schilderen. Het systeem zorgde voor meer orde en uniformiteit: de vuilnisophalers wisten precies hoeveel emmers er in een straat klaar zouden staan en konden zo efficiënter werken.
Rateljongen
Voor de bevolking was de invoering van de gesloten vuilnisemmer zelfs nog van groter belang. De hygiëne binnenshuis verbeterde met sprongen en de vermindering van de bijbehorende stank in het huis was een plezierige bijkomstigheid. De aanzienlijke verbetering van het straatbeeld op de vuilnisophaaldagen eveneens. Toch was het afstemmen van de timing een uitdaging: wanneer mocht men de emmers buitenzetten? Als ze te vroeg op straat stonden, verspreidde zich opnieuw vuil en stank. Om dat te voorkomen werd de figuur van de rateljongen ingezet.
De komst van de vuilniswagen werd door een ‘rateljongen’ aangekondigd. Hij liep voor de wagen uit om te waarschuwen en pas dan mochten de emmers buiten gezet worden. Het geluid van de ratel was onmiskenbaar en werkte als een oproep: gezinnen haastten zich naar buiten om de emmer bij de stoep te plaatsen. Voor veel kinderen was het een vertrouwd straatbeeld: de jongen met zijn ratel, vaak nog in korte broek en met een pet op, die luid ratelend de straten doortrok. In zekere zin vervulde hij dezelfde functie als de melkboer met zijn bel of de schillenboer die zijn komst aankondigde. Het was een beroep dat nauw verweven was met het dagelijks ritme van de stad.
Bij politieverordening (1935) werd het verboden om eerder het vuil aan de straat te zetten. De rateljongen had daarmee niet alleen een praktische, maar ook een regulerende rol. Zijn signaal maakte duidelijk dat het tijd was en dat de regels werden nageleefd. Het systeem werkte goed: de straten bleven langer schoon en de overlast van vroegtijdig geplaatst afval werd beperkt.
Verdwijnen van de rateljongen
Toen de rateljongens begin 50-er jaren afgeschaft werden, bleef de verordening van kracht, vooral om te voorkomen dat de avond ervoor al vuilnis op straat gezet werd. Dat betekende echter niet dat de functie overbodig was geworden. Integendeel, veel oudere inwoners herinneren zich nog dat het verdwijnen van de rateljongen leidde tot discussies over hoe streng de regels moesten worden gehandhaafd. In sommige gemeenten verschenen er zelfs boetes voor wie het vuilnis te vroeg buitenzette. De mechanisering en professionalisering van de vuilnisophaaldienst zorgde ervoor dat de menselijke ‘waarschuwer’ uiteindelijk niet meer nodig was, maar het beeld van de rateljongen bleef in het collectieve geheugen hangen.
Vandaag de dag zou het idee van een jongen die met een ratel door de straat loopt misschien vreemd aandoen, maar in de eerste helft van de twintigste eeuw was hij een essentieel onderdeel van de afvalophaaldienst. Zijn eenvoudige taak zorgde voor structuur, hygiëne en een betere leefomgeving. Daarmee is de rateljongen een mooi voorbeeld van hoe kleine beroepen, vaak vervuld door jongeren of mensen uit armere gezinnen, een grote maatschappelijke betekenis konden hebben. Het is een vergeten beroep dat ons herinnert aan de tijd dat stedelijk leven en hygiëne nog lang niet vanzelfsprekend waren.
Paul Witters
Foto: © Noordernieuws