Een passementwerker bewerkte kleding. Vele ambachtslieden waren gespecialiseerd in het maken van een enkel kledingstuk (ook vrouwen). Zo waren er de handschoenmaker, de huikmaker, de kousenmaker en de hoedenmaker. Sommigen waren zelfs nog verder gespecialiseerd zoals de hoedenstoffeerder, die versierselen op hoeden aanbracht en de passementwerker, die versierselen op kleding aanbracht.
Gespecialiseerde kleermaker
Passement is een vorm van decoratief borduurwerk of kantkloswerk, dat vervaardigd wordt door een gespecialiseerde kleermaker, de passementwerker, die belegsels, borduurwerk, tressen of garnering van goud- of zilverdraad vervaardigt, voor op kleding. In passement kunnen ter decoratie kwastjes, gaas, pompons, franje en rozetten verwerkt worden en materialen als kant, zijde, kralen. Passementen werden veel op kostuums van, bijvoorbeeld, hoogwaardigheidsbekleders toegepast en vergden veel handwerk om ze te maken. Ook vindt men dikwijls passement aan lampenkappen, theatergordijnen, kleedjes en als ruches. De passementwerker weefde doorgaans op een recht scheerraam.
Passementen worden onderscheiden in:
1. Gouden en zilveren boordsels of galons:
De hoofdgrondstof hier was goud- en zilverspinsel, dat verkregen werd wanneer men een draad, bijv. van zijde, schroef- dan wel spiraalvormig omwond (omspon) met goud- of zilverplatsel. Men onderscheidde echt of vals platsel. Ook gebruikte men als gronddraad wel dun ijzer- en koperdraad, bijv. ten behoeve van dameshoeden.
2. Wollen en zijden boordsels of passementen:
De wollen of zijden boordsels of passementen onderscheidde men in militaire passementen, zelen of singels en leidsels (waartoe ook broekdraagbanden oftewel galgen of bretels gerekend werden, met als grondstof o.a. hennep- of werkgaren en vlas), meubelpassementen voor het bezetten van zijden behangsels, opgevulde meubels enz., naadbelegsels (zeer smalle zijden of wollen passementen voor het bezetten van de naden van de binnenbekleding van rijtuigen), rijtuig en livreipassementen (van onversneden fluweel en waarvan de oppervlakte met kleine noppen bedekt is).
Paul Witters